dinsdag 13 mei 2008

De volheid van Christus (4) : Wat het omvat

Christus en al Zijn weldaden

Efeze 1,3 Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons in de hemelsferen, in Christus, met talrijke geestelijke zegeningen heeft gezegend.

De gereformeerde belijdenis spreekt over ‘Christus en al Zijn weldaden’. Hier klinkt iets door van de volheid die er in Christus is. Hoewel Christus absoluut niet van Zijn weldaden te scheiden is, wil ik deze wel graag in onderscheiding behandelen.

‘Christus…’

Het gaat ons om de persoon van Christus. Met Hem zijn wij verbonden. Hij is ons eigendom, wij zijn Zijn eigendom (beide aspecten zitten in vr/antw 1 van de HC). Wij hebben deel aan Hem, en delen zo in Zijn weldaden. Maar het gaat ons allereerst om Hem als het Leven zelf. De gaven die Hij geeft hebben niet de hoogste prioriteit.
Wat is er in Hem dat ons aanspreken kan? Er is een volheid aan deugden of voortreffelijkheden die ons tot aanbidding kan brengen. Jezus is
  • rechtvaardig
  • zachtmoedig
  • majestueus
  • nederig
  • genadig
  • wijs
  • machtig
  • waar
  • gehoorzaam
  • liefdevol
  • heerlijk

Hij is de Leeuw maar ook het Lam. Hij is verheven en nabij. Hij regeert en Hij dient. Jonathan Edwards zegt dat Jezus eigenschappen in zich draagt die voor ons normaal gesproken niet te verenigen zijn. Dat is ook het wonder. Bij Jezus kan het samengaan. Hij is God en mens. Dit wonderlijke samengaan is alleen al een reden tot aanbidding.


‘…en al Zijn weldaden’

Wie Christus heeft, heeft Zijn weldaden. Wat wordt er met dit wat ouderwetse woord bedoeld? Je zou het kunnen weergeven met het woord uit Ef1,3: 'geestelijke zegeningen.' Maar misschien moet het nog iets specifieker gesteld worden. Christus' weldaden omvat alle vruchten van Zijn middelaarswerk, het werk wat Hij heeft gedaan op aarde om God en mens bij elkaar te brengen. Dat begint met het komen naar de aarde; het is ook Zijn gehoorzaamheid aan de Vader tijdens Zijn rondtrekken over deze aarde, dat is Zijn gewillig vernederd worden door de mensen, met als dieptepunt Zijn lijden en sterven aan het kruis. Daar hoort bij Zijn opstaan uit de dood, en Zijn opvaren naar de hemel. Alle vruchten die op grond van dit werk voor ons beschikbaar zijn geworden, zijn de weldaden van Christus. Christus heeft ze verdiend, en Hij deelt ze uit. Waar moeten we dan aan denken? Calvijn noemt in Institutie II.16.19 een rij van deze zegeningen op (vetgedrukte woorden in onderstaande tekst):

'Indien men zaligheid zoekt, door de naam Jezus zelf wordt ons geleerd, dat ze bij Hem is; indien men andere gaven des geestes begeert, welke dan ook: in zijn zalving zullen ze gevonden worden; zoekt men sterkte: in zijn heerschappij is ze; reinheid: ze vertoont zich in zijn ontvangenis; goedertierenheid: in zijn geboorte, door welke Hij ons in alles gelijk geworden is, opdat Hij zou leren mede te lijden; zoekt men verlossing: in zijn lijden is ze te vinden; vrijspraak: in zijn veroordeling; kwijtschelding van de vloek: in zijn kruis; genoegdoening: in zijn offerande; reiniging: in zijn bloed; verzoening: in zijn nederdaling ter helle; doding des vleses: in zijn graf; nieuwheid des levens: in zijn opstanding; onsterfelijkheid: eveneens in zijn opstanding; beƫrving van het hemelse Koninkrijk: in zijn hemelvaart; bescherming, onbekommerdheid, overvloed en rijkdom van alle goederen: in zijn Rijk; een rustig afwachten van het oordeel: in de macht die Hem gegeven is om te oordelen. Kortom, daar in Hem de schatten van alle soort van goederen zijn, moeten ze tot verzadigens toe uit Hem geput worden en niet van elders.'

Dit alles behoort tot de rijkdom van het kind van God. Wat een overvloed! Het is voor ons de uitdaging, de kunst, de opdracht, het voorrecht, of hoe je het ook zien wilt, om uit deze zegeningen te putten. Zij zijn in Christus van ons. Tegelijk moeten we ze leren toe-eigenen en gebruiken.

De kerk van Christus staat vandaag voor de blijde taak om te leren zien wat Christus voor ons heeft verworven; om zich bewust te worden dat dat alles van hen is geworden, omdat zij deel hebben aan Hem; om hiervan stil te worden en God de dank en aanbidding te brengen; om deze rijkdom niet ongebruikt te laten liggen, maar er dankbaar gebruik van te maken. Wanneer wij de grote rijkdom ons te binnen brengen, en het alles overzien, beseffen wij dat wij niet met een beetje ervan kunnen leven. Het zou een belediging van het werk van Christus zijn. Wij strekken ons uit naar de volheid van Christus.

Wij kunnen er niet een ongelimiteerde hoeveelheid van ophalen en het in onze voorraadkamers opslaan. Het blijft altijd van Christus, daar moeten we het halen. Het is net als met het manna, dat elke dag opnieuw geraapt moest worden. Deze wetenschap houdt ons dicht bij Christus.

Geen opmerkingen: