zaterdag 21 augustus 2010

Hoe werkt morele verandering?

"Laten we vooraf nog iets nader proberen te omschrijven wat we precies met die term 'morele verandering' bedoelen. Het gaat daarbij namelijk niet om de afzonderlijke daden die wij verrichten, die elk op zichzelf bezien door het geloof van een hoger moreel gehalte zouden worden. Het gaat veel meer om de onderliggende karaktertrekken, fundamentele geneigdheden, duurzame verlangens, normatieve overtuigingen en emotionele voorkeuren, uit het geheel waarvan onze afzonderlijke daden voortkomen. Wil er van werkelijke morele verandering sprake zijn, dan moet de heiliging diep ingrijpen in het mensenleven, tot op het niveau van het psychisch onderbewuste toe. Zij beperkt zich niet maar tot het niveau van de uiterlijk waarneembare gedragingen — die zijn immers vaak dubbelzinnig en blijven in beginsel altijd vatbaar voor een negatieve uitleg, bijvoorbeeld als ingegeven door verkapt eigenbelang, of door een verborgen zucht naar bewondering. De heiliging grijpt door tot in het meest innerlijke complex van factoren dat in de bijbel zo onnavolgbaar samengevat wordt met het woord hart.

Wanneer nu onder invloed van het geloof het hart van de mens verandert, hoe gebeurt dat dan precies? Doen wij dat zelf, of doet God het in ons? We hebben al gezien dat de Dordtse Leerregels het dilemma dat met die laatste vraag gesuggereerd wordt, als oneigenlijk van de hand wijzen. Zij stellen immers, dat de vernieuwde menselijke wil - en de term 'wil' heeft hier ongetwijfeld dezelfde diepte en breedte als het bijbelse 'hart' - enerzijds door God gedreven en bewogen wordt, maar anderzijds ook zelf ten goede gaat werken. Inderdaad heerst er in de theologie een vrij brede overeenstemming ten aanzien van de overtuiging dat God en mens op de een of andere manier beiden in dit proces van morele verandering betrokken zijn. Zowel aan de pelagiaanse opvatting dat de mens geheel en al zélf zijn heiliging ter hand moet nemen, als aan de deterministische visie dat de mens zelfs in de heiliging niet meer is dan 'een stok en een blok', en dat God daarin alle psychische functies van de mens eenvoudig overneemt, gaan we hier dan ook zonder verdere argumentatie voorbij. Beide posities staan immers op gespannen voet met de Schrift, met de hoofdstroom van de christelijke traditie en ook met de gelovige ervaring."

Gijsbert van den Brink, 'De geestelijke groei van de nieuwe mens. Op het snijvlak van theologie en psychologie.' in: Henri Veldhuis (red.), Onrustig is ons hart... Mens-zijn in christelijk perspectief (Zoetermeer: Boekencentrum, 1994) pp. 88-109. Dit citaat komt van pp.96-97.

Geen opmerkingen: