woensdag 23 april 2008

De volle waarheid (2) : versmallingen

De volle waarheid, jawel. Hoe snel gaan we echter niet met een deel van die waarheid aan de haal? Misschien iets typisch menselijks, om één deel van de werkelijkheid te gaan benadrukken, koesteren, beschermen; op één aambeeld hameren in de smidse die wel zelf hebben ingericht. Zichzelf tot één ding beperken betekent vaak dat de andere op de achtergrond geraken. Concentratie is versmalling.
Ook als het gaat om het heil, de verlossing door God, ligt er een aantal versmallingen op de loer. Enkele voorbeelden:
(a) Men spreekt alleen over het heil van de mens. Wat dan wordt vergeten, is de universele reikwijdte van het verlossingswerk van Christus. Over dat aspect schrijft Paulus aan de Kolossenzen wondermooie dingen (met name Kol 1,15-20). God heeft in de verlossing de hele schepping op het oog. De schepping ziet uit naar de verlossing (Rom 8). Het gaat naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.
(b) Als het gaat om het heil voor de mens, vindt soms de versmalling plaats dat het heil vergeestelijkt wordt. Het gaat dan over de ziel van de mens die gered moet worden. Het leven met God wordt dan omschreven in termen van geestelijke activiteit. Hier schuilt het gevaar van wereldmijdende devotie. Ascese waarbij het lichaam ten koste van de ziel wordt verwaarloosd is niet Gods wil. Het heil heeft totus homo, de totale mens op het oog. Men zal ook oog moeten hebben voor het ongeestelijke heil.
(c) Een andere versmalling kan hierin bestaan, dat men het heil vertraging laat oplopen. Hiermee bedoel ik dat men het zwaartepunt van de verlossing legt in de periode na de wederkomst, de tijd van de heerlijkmaking. Hier beneden is het niet, en zal het nooit iets worden, is kort gezegd het motto. Dat men daarmee het heil van zijn hier-en-nu-karakter ontdoet, behoeft geen betoog (2 Cor 6,2).
(d) Als het gaat om het heil voor de mens, kan nog een reductie plaatsvinden, en wel die van collectief naar individueel. Het komt hierop neer dat de leden in de Gemeente als geïsoleerde geestelijke eenheden worden gezien, die ieder een eigen geestelijk leven hebben te leiden en een eigen geestelijke strijd hebben te voeren. Dat de Gemeente in een dergelijke heilsvisie niet de plek krijgt, die zij op grond van de brieven van Paulus wel behoort te krijgen, doet groot tekort aan de richting van het heil.
(e) Als laatste wil ik dit noemen. Er vindt een ernstige inperking van het Evangelie plaats, wanneer men over het heil alleen maar spreekt in woorden van ‘vergeving van zonden’, ‘bekering’, ‘wedergeboorte’, ‘rechtvaardiging’, ‘verzoening’. Van de legitimiteit van het gebruik deze diep bijbelse woorden mag men niets afdoen. Zij verdienen een fundamentele plek in ons spreken over het heil, een heel centrale plaats in de Gemeente en de theologie. Wanneer men het echter bij deze begrippen laat, brengt men toch, hoeveel heil er in deze woorden ook besloten ligt, aan het Evangelie een pijnlijke verminking toe. Heiliging, geestelijke groei, goede werken behoren ook bij het heil dat God heeft voorbereid (Ef 2,10).

Ik som de dreigende versmallingen even op: een veronachtzaming van de kosmische reikwijdte van het heil (a), een vergeestelijking van het heil (b), een eschatologisering van het heil (c), een individualisering van het heil (d), een ‘verbeginseling’ van het heil (e).

Geen opmerkingen: